Joanne Wildenbeest is werkzaam als specialist kinderinfectieziekten, met een bijzondere interesse in vaccinologie. Ze is werkzaam in het Wilhelmina’s Kinderziekenhuis in Utrecht. Na haar studie Geneeskunde afgerond te hebben aan de Universiteit Gent, is ze begonnen aan de opleiding tot kinderarts in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en is ze ook gepromoveerd op virale infecties in neonaten en zuigelingen.
We gingen met Joanne in gesprek over de ontwikkelingen van huidig onderzoek naar een vaccin voor het RS-virus en hoe dit verliep in tijden van de bestaande Covid-19-pandemie.

Maternale vaccinatie
‘‘In september 2020 zijn we begonnen met het onderzoeken van een maternale vaccinatie. Dat is een vaccinatie die wordt gegeven aan zwangere vrouwen in het laatste trimester van hun zwangerschap. Dit onderzoek loopt op dit moment in 18 verschillende landen, wereldwijd. Waarbij Nederland één van die landen is. Wij zijn in het Universitair Medisch Centrum Utrecht één van de drie centra in Nederland die aan dit onderzoek mee doen.
Met name kinderen van onder de één jaar hebben een groot risico om met een RSV-infectie opgenomen te moeten worden in het ziekenhuis. En daarvan hebben kinderen onder de zes maanden weer een groter risico op een ernstige RSV-infectie. Dus echt de hele jonge baby’s, die wil je beschermen. Je moet daarvoor iets verzinnen waardoor deze baby’s antistoffen tegen RSV hebben als bescherming in hun eerste levensmaanden. En dat kun je heel goed doen door zwangere vrouwen een vaccin te geven. Via dit vaccin krijgen zij namelijk antistoffen binnen, die ze dan daaropvolgend via de placenta en de navelstreng, door zullen geven aan hun baby’s. Als deze baby’s dan worden geboren, hebben zij heel veel antistoffen tegen RSV. Door deze antistoffen lopen zij veel minder risico om ernstig ziek te worden van een RSV-infectie. Uiteindelijk zullen deze antistoffen wel weer worden afgebroken door hun eigen lichaam in de loop van de maanden. Maar het risico zit vooral in de eerste maanden, dus dit vaccin vormt een goede bescherming.’’
Antistoffen
‘‘Daarnaast is er ook net een fase 3 onderzoek geweest, een onderzoek over het geven van deze antistoffen aan de baby zelf. Er is nu Palivizumab, dit zijn antistoffen tegen RSV. Deze antistoffen zijn gegeven aan baby’s met een verhoogd risico op het doormaken van een ernstige RSV-infectie. Hieronder vallen baby’s die te vroeg geboren worden, baby’s met het syndroom van Down, en baby’s met aangeboren hart- of longaandoeningen. Deze baby’s krijgen de antistoffen aan het begin van het RSV-seizoen. Het nadeel van Palivizumab is dat het elke maand opnieuw gegeven moet worden…en dat is best wel duur. Vandaar dat we het niet aan elke baby standaard kunnen geven, en we het alleen aan de baby’s met een verhoogd risico op een ernstige RSV-infectie geven.
Maar er is een nieuwe antistof in ontwikkeling: een antistof die je in principe maar één keer hoeft te geven, aan het begin van het RSV-seizoen. Deze antistoffen werken namelijk zes maanden lang. En dit zou eventueel ook voor alle baby’s mogelijk kunnen zijn; niet alleen voor de baby’s die onder de risicogroepen vallen. Het zal waarschijnlijk ook minder duur zijn namelijk. We willen hiermee echt iedereen kunnen beschermen.
Het is belangrijk dat er uiteindelijk een vaccin voor alle baby’s komt, omdat in de wintermaanden de ziekenhuizen toch nog vol liggen met à terme geboren baby’s. Dit zijn baby’s die op tijd geboren zijn en gewoon de pech hebben dat ze een ernstige RSV-infectie hebben gekregen en in het ziekenhuis terecht zijn gekomen. En dat zijn er dus nog best een aantal.
Waarom de ene baby nu in het ziekenhuis terecht komt met een ernstige RSV-infectie, en de andere baby weer niet…dat weten we nog niet zo goed. Daar zijn we nog naar op zoek. Dat doen we door onderzoek te doen naar biomarkers. Met biomarkers hopen we namelijk te kunnen voorspellen welke stof een verhoogd risico geeft om in het ziekenhuis terecht te komen met een RSV-infectie. Op dit moment weten nog niet welke biomarkers dit aangeven. Maar we hopen in de toekomst wel te kunnen selecteren op deze biomarkers.’’
De invloed van Covid-19
‘‘Het onderzoek naar de maternale vaccinaties is gelukkig door kunnen gaan tijdens de Covid-19-pandemie. Maar dat vroeg soms wel om wat creativiteit. Er moesten natuurlijk aanstaande ouders benaderd worden om te vragen of ze mee wilden doen aan het onderzoek. Dat ging nu soms iets lastiger, maar dat werd opgelost met telefoneren of videobellen. Wat we ook zagen, toen er een vaccin voor Covid-19 kwam, was dat er enerzijds positiever tegen vaccineren aangekeken werd. Mensen raken meer gewend aan vaccins, ze weten goed waar je het over hebt en waarvoor je het doet; dat het ook daadwerkelijk beschermt tegen ziekte. Anderzijds, was het zo dat zwangeren die al hun Covid-19 vaccinatie hadden gekregen, niet op datzelfde moment ook een RSV-vaccinatie mochten krijgen. Soms was dat dus even puzzelen, waardoor een aantal zwangeren niet meer mee konden doen met het onderzoek. Maar gelukkig zien we nu eigenlijk dat het heel hard vooruit gaat met de ontwikkelingen.’’
Het RSV-seizoen
‘‘We dachten eerst altijd dat met name het weer van invloed was op het RSV-seizoen. Normaliter zien we een piek van RSV-infecties tijdens de wintermaanden namelijk. Maar het blijkt toch veel meer te maken te hebben met hoe veel mensen bij elkaar komen. En dan met name hoe volwassenen bij elkaar komen, niet zozeer dat kinderen bij elkaar komen. Toen in de zomer alle maatregelen werden losgelaten, zag je ineens een RSV-piek.
Maar nu dat het weer herfst en winter begint te worden zie je dat enorm veel mensen verkouden zijn, en dat er toch opnieuw weer een piek is van allerlei respiratoire virussen. Dus ik denk dat langzaamaan, als er geen lockdowns meer komen, de normale seizoenen weer terug zullen komen. En voor deze winter is dan de grote vraag of we de normale RSV-piek gaan zien. Dat denk ik zelf eigenlijk niet. Of gaan we een verlate piek zien, dus dat het nog iets langer duurt voordat we RSV weer terug zien komen bij de baby’s? Of gaan we helemaal geen piek meer zien, omdat we deze in de zomer al hebben gehad? Het blijft nog even gissen wat er gaat gebeuren, we moeten het gaan zien.
Voor de ontwikkeling van het maternale vaccin includeerden we normaal gezien zwangeren waarvan de baby geboren zou worden in het RSV-seizoen. Op die manier zouden we ook goed kunnen zien of het vaccin effect heeft of niet. Dat is nu wel veranderd door de verschuiving van het RSV-seizoen, we vaccineren zwangeren nu het hele jaar door. Voor het onderzoek betekent dit dat we meer zwangeren moeten includeren om het effecten te kunnen aantonen of niet. Als er straks een vaccin komt, zal het altijd de vraag zijn: ‘ga je iedereen het hele jaar door vaccineren of aan het begin van het seizoen?’. Maar dat is natuurlijk lastig als het seizoen verandert. Het antwoord op die vraag weten we nog niet, maar we zullen er zeker rekening mee houden als het seizoen verandert.’’
Vaccin in ontwikkelingslanden
‘‘De hoop is dat de vaccins die nu worden ontwikkeld, zoals het maternale vaccin, beschikbaar wordt voor iedereen. Ook voor ontwikkelingslanden. De antistoffen Palivizumab, is nu nog erg duur en kunnen we in ontwikkelingslanden nog niet geven. Maar een zwangere vrouw één keer vaccineren voor een redelijke prijs, dat zou wel iets kunnen zijn wat we ook in ontwikkelingslanden kunnen realiseren. Waarschijnlijk wel met wat support, maar de hoop is wel dat dit het verschil in ontwikkelingslanden gaat maken. In ontwikkelingslanden komen er immers nog steeds kinderen te overlijden aan RSV. Het maternale vaccin wordt dan ook in ontwikkelingslanden getest. Het onderzoek vindt wereldwijd plaats, in zowel landen op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond, rijke en arme landen. Het maakt ook zeker uit waar je je vaccin test, zodat het voor allerlei mensen werkt. Daar komt gelukkig meer en meer aandacht voor. De intentie van het onderzoek is om een vaccin voor iedereen te maken.’’